De overheidsmaatregelen als gevolg van Covid-19 kwamen snel en onverwacht.
De vraag is altijd: wat betekent dit voor lopende bouwprojecten?
In de regel geldt: contract is contract. Als er een vaste bouwtermijn is afgesproken blijft die in principe gelden. Er zijn immers geen afspraken gemaakt over uitstel als gevolg van de Covid-19 maatregelen – dat kon ook niet want die waren toen nog onbekend.
Wat overblijft zijn de vangnetten die de wetgever ooit heeft bedacht.
Zo zou je kunnen denken aan een beroep op ‘overmacht’. Een beroep op overmacht betekent dat een externe omstandigheid het onmogelijk maakt om aan je afgesproken prestatie te voldoen. Dat lijkt hier evident maar is het niet. Contracten zijn bedoeld om na te komen en niet iedere maatregel die van hogerhand wordt opgelegd, levert overmacht op. Tot op zekere hoogte wordt van een ondernemer verwacht dat hij calamiteiten kan opvangen. Dat geldt in ieder geval voor maatregelen die voortkomen uit een intern bedrijfsprobleem. Dat speelt hij niet: hier is het vrijwel geheel een extern probleem.
Niettemin blijft de toetssteen: maken deze overheidsmaatregelen het werken onmogelijk? Of ligt het ook deels aan de organisatie van de aannemer zelf dat hij niet goed kan omgaan met deze maatregelen? Zo wordt het al gauw van zwart-wit naar grijs en kunnen we niet met zekerheid stellen of iedere maatregel mag leiden tot bijvoorbeeld bouwtijdverlenging.
Een ander vangnet vormt een beroep op ‘onvoorziene omstandigheden‘. In het gewone spraakgebruik zijn de Covid-19 maatregelen zeker onvoorzien! Maar ook hier geldt weer: voor een beroep op wijziging van het contract wegens onvoorziene omstandigheden, is het de vraag of deze omstandigheid geheel onvoorzienbaar was en daarnaast: of de consequenties in dat geval voor de opdrachtgever moeten komen. Het gaat hier dus ook om risicoverdeling: iedereen draagt de gevolgen van deze maatregelen. Is het dan redelijk om het eenzijdig af te wentelen op de andere partij?
De financieel-economische bankencrisis van 2008 leverde in ieder geval geen algemene grond op voor overmacht of onvoorziene omstandigheden voor bijvoorbeeld lopende bouwprojecten. Uitzonderingen zijn wel te vinden, bijvoorbeeld de extreem gestegen Chinese staalprijzen in de jaren 2003/2004. Die werden vaak wel beschouwd als onvoorzien zodat de aanneemsom daarop mocht worden aangepast –in dat geval via een geslaagd beroep op kostenverhogende omstandigheden (art 7:753 BW of 47 UAV).
Ook in het huidige geval zal uit de praktijk moeten blijken wat overmacht is en wat een onvoorziene omstandigheid oplevert. Daar wordt u op dit moment niet wijzer van.
Maar, voor contracten die nu nog moeten worden gesloten is het verstandig een ‘Covid-19 clausule’ op te nemen voor het geval de overheidsmaatregelen langer duren of strenger worden. Door van tevoren te benoemen dat dergelijke maatregelen moeten worden gezien als een vorm van overmacht, dan wel een onvoorziene omstandigheid, leg je als partijen met elkaar vast wat je daaronder verstaat. Er is dan minder ruimte voor vrije uitleg.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem gerust contact met ons op.